ZO’N DAG

Zo’n dag

Deze zondagmorgen ben al wat aan de late kant, maar zodra ik iets na zevenen het centrum van Utrecht binnenrijd kom ik vlakbij de Jaarbeurs opeens in een soort fuik van taxi’s, ophaalouderauto’s, geelgeheste verkeersregelaars en oranje pylonen terecht, die bovendien ook nog eens de westelijke toegang tot de personeelsparking blokkeren. Het blijkt dat het hardcore feest Thunderdome in de Jaarbeurs zojuist is afgelopen en de eerste drommen bezoekers zijn al in aantocht. Na een paar vergeefse pogingen om er tussendoor te komen rijd ik daarna maar om de garage heen richting de oostelijke ingang, waar het eveneens een chaos is op de daarvoor gelegen Kiss and Ride. Al slalommend en deels via het fietspad krijg ik mijn auto zowaar heelhuids in de parkeergarage, waarna ik mij tussen de stroom vermoeide en gemoedelijke gabbers richting het station laat voeren. De stationshal en de perrons lopen inmiddels al aardig vol en de eerste treinen van de dag komen al voorgereden om de bezoekersstromen naar alle windrichtingen af te gaan voeren.

Ik vlucht ondertussen nog even snel het personeelsverblijf in om voor mijn eerste ritje een cappuccino-to-go te halen, maar uit zowel de eerste als de tweede koffiemachine komt – naast een klein beetje koffie – alleen maar stoom in plaats van opgeschuimde melk. Alle hoop dus gevestigd op machine nummer drie, maar deze vindt het blijkbaar nodig om juist alléén maar melk te spuien en vergeet spontaan de koffie. De tijd dringt, dus dan maar zonder koffie richting mijn eerste Sprinter naar Zwolle.

Het perron naast mijn trein ziet inmiddels ook zwart van de festivalgangers, maar ook hier is de sfeer gemoedelijk. Beter tweehonderd uitgehakte stuiterballen dan twintig beschonken voetbalhooligans. De trein blijkt jammer genoeg ook nog niet gereedgemaakt voor de dienst en verkeert dus nog in diepe rust. Gelukkig heb ik nog voldoende tijd om de trein tot leven te wekken: remproeven nemen, verwarming aan, deuren ontgrendelen, apparatuur instellen en een minuut voor vertrektijd ben ik er klaar voor. Ik zie mijn uitrijsein inmiddels ook al groen branden, maar heb na een aantal pogingen nog steeds geen portofooncontact gehad met mijn conducteur. Op dat moment gaat mijn telefoon: iemand van de bijsturing. Er blijkt voor het eerste deel van het traject geen conducteur te zijn voor deze trein en in allerijl wordt er een reservemachinist geregeld die in ieder geval tussen Utrecht en Amersfoort de reizigersdeuren zou kunnen sluiten. Met een vertraging van een paar minuten vertrekken we dan gelukkig toch met een inmiddels afgeladen trein richting het noorden van het land.

Als gevolg van grote drukte bij het in- en uitstappen bij ieder station en spekgladde sporen door mist en motregen is mijn vertraging na zo’n veertig minuten al behoorlijk opgelopen, waardoor ik na station Putten even op een zijspoortje word gezet om een achteropkomende Intercity – die ook al ruim twintig minuten vertraging heeft – te laten passeren. Al met al kom ik negen minuten te laat binnen in Zwolle, vanwaar ik door mijn late binnenkomst zeven minuten later alweer met dezelfde trein naar Utrecht terug mag. Net genoeg om de trein vertrekgereed te maken, een plasje te plegen en een (deze keer geslaagde) cappuccino mee te pakken.

Vertrektijd. Het sein staat veilig, ik roep mijn conductrice op, maar geen reactie. Nog een keer. Stilte. Ik open mijn cabinedeur en kijk langs mijn trein naar achteren. Niemand te zien. Even later word ik opgeroepen door een wat stamelende stem: “Meester… een ogenblik nog want ik ben mijn diensttelefoon kwijt!” Ik reageer bevestigend en bel meteen de treindienstleider, die zich vermoedelijk al afvroeg waarom we nog niet waren vertrokken. Omdat we nog geen andere trein in de weg zitten laat hij mijn uitrijsein nog naar even veilig staan, zodat we ieder moment zouden kunnen vertrekken. Na een paar minuten vergeefs zoeken geeft de conductrice het op en geeft ze aan dat ze tijdens het rijden wel verder zou zoeken in de trein, want op het perron had ze in ieder geval niets gevonden. Het vertrekproces wordt gestart en uiteindelijk zijn we maar vier minuutjes te laat vertrokken. Achteraf bleek ze haar telefoon overigens niet meer terug te hebben gevonden.

Op de terugweg blijken de sporen nóg gladder en na hiervan melding te hebben gemaakt bij de treindienstleider worden even later alle ‘stop-door-seinen’ (rode seinen aan het eind van het perron voor een overweg of overpad bij een station) veilig (groen) doorgezet, zodat de trein bij onverhoopt doorglijden bij een stationnement in ieder geval niet langs een rood sein over een openstaande overweg zou kunnen rijden. Veiligheid voor alles dus, al betekent dat wel dat de overwegen hierdoor langer dicht liggen voor de weggebruikers en overstekende treinreizigers.

Dat niet iedereen dat geduld kan opbrengen blijkt een paar stations verder. Terwijl ik bij stilstand langs het perron sta te wachten tot de conductrice de deuren sluit, zie ik vlak voor mijn trein een jongen aan komen rennen die mijn trein nog wil halen en hij kruipt onder de gesloten spoorbomen door, steekt zonder naar mijn trein te kijken het spoor over, duikt ook onder de gesloten spoorbomen aan de andere kant door en daar schrikt hij zich eerst een hoedje als ik een ram op mijn tyfoon (treintoeter) geef, maar begint daarna toch weer richting mijn trein te rennen. Ik gooi mijn cabinedeur open en roep: “Waar ben jij nou mee bezig en denk je nu écht dat je nog met mij mee mag? Dacht het niet!” De conductrice ziet het ook allemaal gebeuren en vult mij aan: “Over een half uur komt de volgende, neem die maar en dan kun je ondertussen even nadenken over wat je net hebt gedaan!” De jongen druipt met een rood hoofd en wat stamelende excuses mompelend af en wij gaan maar weer ‘ns verder.

Twee stations verderop ben ik koud vertrokken als ik ineens, honderd meter voor mij, een klein hondje aan zo’n uitgerolde uitlaatlijn midden op mijn spoor op een gesloten overweg zie staan. Ik schrik me rot en begin meteen weer te remmen, hoewel ik gelukkig nog weinig snelheid heb. Achter de gesloten slagboom zie ik het baasje in paniek rommelen aan de rollijn, die ze niet ingerold krijgt omdat het hondje de andere kant op trekt. Uiteindelijk trekt ze het beestje handje voor handje aan de lijn terug achter de spoorbomen, maakt een soort van verontschuldigend gebaar naar mij en we vervolgen onze weg naar Utrecht, waar we ondanks alle oponthoud met slechts vijf minuten vertraging arriveren.

Benieuwd wat de rest van de dag mij nog gaat brengen…

2 gedachtes over “ZO’N DAG

  1. eindelijk zit ik ook op wordpress ik volg je al heel lang op spoorzichten onder een andere naam en geniet altijd van je foto’s laatste vroeg ik toestemming je blogs te mogen delen met je naam erbij en kreeg toestemming. ik reis best vaak met de trein en kijk altijd wie de machinist is maar je nooit tegen gekomen

    Like

Plaats een reactie